We wisten dat we geen tot weinig wind zouden hebben, maar de schipper wil toch zeil hijsen. De poging om het grootzeil tijdens het uit varen te hijsen lukt na drie keer nog niet. Telkens blijven de zeillatten in de lazyjacks haken. De boot in de wind draaien lukt niet omdat de ondieptes en rotsen te dichtbij liggen. Goede leer voor de volgende keer: waar het ruimer is meteen omhoog met het grootzeil. De genua doet haar best en geeft ons een 0,3 knopen bij de langzaam toekelende motor. Daar gaan we geen mijlen mee maken, zeker niet als de wind pal oost ons tegemoet gaat komen. Het wordt dus een motortochtje, over zachte deining en af en toe een zonnetje er bij.
We ronden de hoogste vuurtoren van Europa, 82 meter, de Île Vierge en de hoogste vuurtoren in steen. Ons ijkpunt dus en omdat we er omheen moeten is het eindeloos in het zicht. Weinig idee van opschieten dus.
Ineens verandert het hele ‘waterbeeld’: duidelijk is dat de wind en stroom elkaar bijten, maar even verder neemt de stroom toe tot 3 a 4 knopen, waardoor de Ellya lijkt te glijden met het water in plaats van te varen door het water. Zelfs uitgestrekte richels met kopjes op golven die er eigenlijk niet zijn. Een beetje griezelig ziet het er eerst uit, het zal toch geen ondiepte zijn die we gemist hebben?
Maar uiteindelijk zijn we er ruim voorbij en besluiten wederom om gebruik te maken van een Chenal.
Het is zoeken naar de boeien, steenhopen en ingangen en de stevige stroming zet ons behoorlijk opzij. Dat brengt hier toch af en toe een nerveuze spanning teweeg, zowel bij de schipper als bij de navigator. Vooral op de kaarten staan ze slecht zichtbaar aangegeven en soms vertrouwen we op de plotter.
Uiteindelijk vinden we de ingang onder het prachtige en bijzondere eiland. Bijzonder of bizar, het is echt heel mooi. Je kunt bij hoog water zelfs het eiland binnenvaren en middenop het eiland ankeren, of te wel droogvallen.
De schipper voelt er nog niets voor. We gokken op een ankerplek vlakbij een soort binnenhaventje en als we bijna op de goede plek zijn zien we dat je daar niet mag ankeren. Dan maar verderop naast twee andere schepen. Maar als we daar zijn liggen we wel heel erg dicht op de rotsen die de ingang vormen naar een andere binnenhaven voor de ferries, die continu heen en weer varen met soms flinke hekgolven. Dus daar ook maar niet.
Dan varen we een geul over het eiland binnen die gemarkeerd staat als ankergebied. Eigenlijk staat er een inham met water op de kaart, maar nu, met hoog water is het een geul die het hele eiland overloopt. En het stroomt. Hard. Zo hard dat we al afgedreven zijn voordat het anker de bodem raakt. Nog een keer iets verderop aan de kant proberen, maar ook daar is het anker nog niet op de grond als wij al weer een stuk terug zijn gedreven. Dit gaat het niet worden dus.
Wat dan.
We besluiten richting stad te varen door een nu, bij hoog water, bevaarbare geul, waar nog een ankerplek moet zijn. Voor we daar zijn zien we een kom op kaart en plotter, naast de vaargeul en gooien daar het anker uit. En eindelijk houd het. We zijn wel benieuwd wat er gebeurd bij de kentering, want ook hier stroomt het flink. Hap eten voor de skipper en vervolgens duikt de matroos vroeg op bed. Nog voor middernacht gaat het skipper alarm, we drijven wat af en Cees steekt wat meer ketting. Dan liggen we weer en Cees houd ankerwacht want die vertrouwt het niet. Ik ook niet, maar ik ben totaal niet in staat om op te blijven. Om drie uur is het weer bal. We blijken precies boven een ondiepte te zijn gedreven, die staat niet op de kaart, niet op de plotter, maar wel op openCPN. Door de harde wind die bij een voorbijgaande bui stond, samen met de sterke stroom is het anker gaan krabben. Aankleden, zwemvest aan, motoren starten en proberen te oriënteren in het stikdonker. Waarheen? Zien we wel, eerst weg van de ondiepte. Dus Cees naar voren anker ophalen, dan samen kijken waar een betere plek is. En dat valt niet mee. De onbekendheid met de plotter speelt ons parten: het licht is zo fel dat we niets zien buiten de plotter. De knoppen zijn niet te vinden in het donker, dus schijnwerper moet uitkomst brengen. Dat is weer veel te fel. Een doek erover, dus Cees een theedoek gepakt en over de plotter heen. De knoppen voor het licht te minderen kunnen we niet vinden. Het mini stukje varen brengt ons angstig dicht in de buurt van de aan de mooringboeien liggende ferries, alleen zien we ze niet. Net zo min als al die vissersboeien in het vaarwater. Omdraaien dus en min of meer terug naar waar we vandaan kwamen, maar nu een boertje verder. Meer ruimte, net naast de vaargeul en dan anker laten vallen. Met nog wat extra meters moet het houden. En dat doet het ook. Cees hoeft nu helemaal niet meer te slapen, ik duik er wederom in. Even later weer veel wind en een bui, maar nu liggen we vast. Inmiddels is het vier uur geweest en dommel ik uiteindelijk nog even weg.
Om even over zevenen hoor ik Cees naar het toilet gaan. Tegelijkertijd gaat weer het ankeralarm af. Volgens mij heeft het papiertje de billen nauwelijks geraakt zo snel was hij weer van de wc af.
Kleding had ik nog aan voor het geval dat.., nu de jas en zwemvest weer aan en naar boven. Motoren weer aan en we zijn het zat. We wilden door naar Saint Malo, maar de wind is nog altijd stevig, de stroom staat tegen en ik ben beroerd. Cees sliep de hele nacht niet en we besluiten verder naar binnen te varen nu het hoog water is en naar de haven in Lézardrieux te gaan. Dat is niet heel ver, wel even goed opletten vanwege de vreemde situatie die je ziet: overal bootjes voor je neus, pas als je dichtbij bent zie je dat je er makkelijk tussendoor kunt varen en de enige staak daar ligt aan de zijkant naast de bootjes. Onderweg begroet ons zelfs een zeehondje!
De haven zelf is ook een zoekplaatje: op de kaartjes ziet het er toch echt anders uit dan de werkelijkheid. Er zijn twee gedeeltes in de haven: de ene normaal, de andere is een grote badkuip waar je met vloed in kunt varen en uit, maar met eb kom je er niet in of uit. Er zit een grote betonnen drempel onderwater die pas te passeren is bij hoog water. De havenlichten staan op rood als wij komen, we willen er ook niet in.
Maar we zien een zijsteiger met een vrije plaats en dat wordt de onze.
Als het water zakt zie je de bootjes achter de drempel in verhouding steeds hoger liggen, wij zakken meters, maar zij niet. Bij eb is de steiger af komen naar de wal een flinke klim over een zeer steile loopbrug.
De omgeving is prachtig. We willen het stadje bekijken en lopen de berg op, zoals in de gids aangegeven staat. Ook een flinke klim en geen stad. Als we via een ander wegje teruggaan naar de haven ligt de stad voor ons: op een andere berg. Laat maar, die komt een andere keer wel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten